
Waarheidsgetrouw restaureren
Tijdens het restaureren van de oud-reddingboot C.A. den Tex is het altijd goed om terug te duiken in de archieven, om met name aan de hand van foto’s de restauratie zo waarheidsgetrouw als mogelijk te kunnen uitvoeren. Ook vinden we geregeld verhalen van de tijd dat de C.A. den Tex nog als reddingboot voer. Een van de bijzondere verhalen treft u hieronder aan, overgenomen uit ‘De Reddingboot’, nummer 33, juli 1931.
“In 1917 brachten wij de “C.A. den Tex” naar Rottum. Dat was nog iets anders dan de “Prins”. Met haar Brons motor van 24 PK zou men veel meer kunnen doen dan met een zeilboot. Maar een motorreddingboot heeft een vasten schipper nodig. Waar kon de Voogd beter zoeken dan onder zijn eigen familie. Hij had een neef, zeeman natuurlijk, stuurman op een schoener, zeilende op de met mijnen bestrooide Noordzee, een mans wiens karakter hij beschreef als volgt: “zeer woest maar kalm”. Met deze aanbeveling werd Mees Toxopeus op 25 juli 1917 tot schipper van de “C.A. den Tex” benoemd. Zijn schip zou evenals de voormalige “Prins” achter Rottum ten anker moeten liggen. Deze reede is niet een veilige beschutte ree en zoo gebeurde het dat onze nieuwe Boot 3 maanden na aankomst gedurende een zwaren storm, terwijl er niemand aan boord was, van de verankering lossloeg en naar zee dreef. Men had nog getracht den vorigen dag aan boord te komen. Het was niet gelukt. Het is een van de bezwaren van Rottum als reddingstation dat het aan boord gaan van ten anker liggende motorreddingboot, dat met een klein sloepje moet geschieden, bij storm, gepaard gaat met levensgevaar. En dat is nog niet zoo erg, zegt de Voogd, maar het is dikwijls onmogelijk. De bemanning of een deel er van zou dus steeds aan boord moeten zijn, of aan boord moeten gaan als slecht weer in aantocht is en aan boord blijven tot de storm voorbij is. Het is beproefd. Gedurende een zwaren storm waren de mannen eenige dagen aan boord maar dit was bij langen duur van den storm niet uit te houden.
De mooie nieuwe reddingboot was dus verdwenen en men zag haar met den kijker naar buiten drijvende op de Eems. Gelukkig werd ze gezien door de Duitsche Marinevaartuigen van Borkum. Deze brachten haar handig binnen en de Commandant van Borkum was zoo vriendelijk er ons bericht van te zenden. Een dag of tien later werd zij teruggebracht, maar in welken toestand. Aan schip of motor mankeerde niets doch alles wat los was was verdwenen, tot zelfs de riem van de luchtpomp die het aanzetten van den motor mogelijk moet maken.
“Trotz eingehender Nachforsungen kann über den Verbleib der verloren gegangenen Gegestände leider nichts ermittelt werden” schreef de Commandant van Borkum op ons verzoek om toezending van de mankeerende artikelen en daarbij bleef het. We konden dankbaar zijn de boot weer terug te hebben en dat waren wij ook.”


